Wij
hebben het ware Licht gezien,
De hemelse Geest ontvangen,
Het ware geloof gevonden.
Wij aanbidden de heilige drie-ene God.
Hij heeft ons gered. Amen.
Heer,
vul onze mond met woorden van lof,
Met een lied dat zingt van uw glorie,
Omdat wij door U genodigd zijn
Deel te nemen aan uw heilige tekenen,
Die leven schenken.
Behoud ons in uw heiligheid.
Laat ons altijd in uw waarheid leven.
Alleluja,
alleluja.

HET SACRAMENT VAN
HET KRUISOFFER.
DE VERZOENING DOOR
HET KRUIS.
(door Mgr. Anton van Achthoven)
“Hij
werd eveneens voor ons gekruisigd”: Crucifixus
etiam pro nobis”.
Zo staat
het in ons Credo, de Geloofsbelijdenis van de Kerk.
In de
huidige nederlandse vertaling, zoals ze in de meeste r.k. kerken
wordt gebruikt, is het woord ‘eveneens’ weggelaten. Ook bij de
kerken van de Reformatie, voor zover ik dat kan beoordelen, i dat
het geval.
Naar mijn
mening is dat een zeer laakbare omissie; want daardoor is het
besef weggevallen betreffende het doel en de bedoeling van het
Kruisoffer van Jezus, terwijl het Credo hierin zo duidelijk is.
Dat Kruisoffer van Jezus is niet te scheiden van alles wat Hij is,
en waarvan het Credo in het voorafgaande getuigenis geeft.
Dat woordje
‘eveneens”(etiam) heeft immers onmiddellijke betrekking op het
voorgaande: “Die voor ons,
en omwille van ons heil, uit de hemel is neergedaald; en vlees is
geworden…” (qui
pro nobis, et pro nostram salutem, descendit de caelis; et
incarnatus est…).
Het kan niet anders.
Maar het
verbindt meteen ook met al het voorafgaande: Het woord, welk is
“God uit God, Licht uit Licht”, is vlees geworden. En dat met
een bedoeling, die uitmondt in het Kruis: voor
ons, en omwille van ons heil.
Heel het
Credo is gebaseerd op en te herleiden tot teksten uit de H.
Schrift. Het is dus niet zo dat men in de 4e eeuw
definities heeft bedacht (en die men in onze dagen meent te kunnen
en te moeten herschrijven naar ‘modern’ inzicht); men heeft
destijds, toen het noodzakelijk bleek, dogmatisch samengevat
datgene wat God ons in de H. Schrift heeft geopenbaard.
Derhalve kán
men de Geloofsbelijdenis niet herschrijven, tenzij men ontrouw is
aan de Bijbel, en dus aan Gods eigen Woord. Filosofische
interpretaties van de mens kunnen nooit en te nimmer hoger worden
geacht dan Gods zelf-openbaring, tenzij de mens zich daarboven en
daarbuiten plaatst. Maar dán hebben we meteen de kern van de
erfzonde te pakken.
Al sedert
het begin van de Kerk, en we vinden het al in de brieven van
Paulus en in de Handelingen van de Apostelen, heeft zij geloofd en
beleden dat de menswording en kruisiging van Jezus onlosmakelijk
met elkaar zijn verbonden; en dat middels de koppeling die Jezus zèlf
heeft aangebracht op Witte Donderdag: “dit is Mijn Lichaam, dat
voor u wordt overgeleverd; dit is Mijn bloed, dat voor u en voor
velen vergoten zal worden tot vergeving van de zonden”. (Lc.
22:19; Mt. 26:28)
De
kruisdood op zich.
Als we de
kruisdood van Jezus op zichzelf bekijken, dan is er slechts het
plat gegeven van de terechtstelling en dood; een historisch
gegeven, een terechtstelling en moord die heeft plaatsgevonden op
basis van politieke en godsdienstige gronden.
Maar ook dán
blijft nog de vraag naar de oorzaak van die gruwelijke
terechtstelling en dood: en die ligt in de opstandigheid van Jezus
ten opzichte van met name het Joods establishment.
Jezus die
duidelijk een scheiding en tweedeling maakt en de machthebbers (en
dat zijn óók de schriftgeleerden!) hun plaats wijst
.Dat kun je
natuurlijk als machthebbers niet tolereren; en zo manipuleer je
zelfs je onderdrukkers (de Romeinen) en spant ze voor je karretje,
om die lastpak uit de weg te ruimen. Dat gaat zo, tot op de dag
van vandaag.
Zo kan het
ook, dat een latere Romeinse geschiedschrijver rapporteert dat de
zich ‘christenen’ noemende sekte een Joodse opstandeling
vereren die destijds door Pontius Pilatus is terechtgesteld en
gekruisigd. De man is dood, dus die sekte sterft ook snel genoeg
uit. Einde verhaal.
Maar dit is
juist het paradoxale: De man, die alleen maar goed had gedaan,
wordt als een misdadiger op een gruwelijke wijze ter dood
gebracht.
Pilatus
vroeg: “Maar wat heeft die man dan voor kwaads gedaan?” Hij
kreeg het antwoord niet. Dat kónden ze hem ook niet geven. Ze
schreeuwden alleen maar: “Weg met Hem! Aan het kruis met hem!”
Het
antwoord op die vraag zien we in de beschouwing die in de Mattheüs-passion
van J.S. Bach wordt gegeven:
“Hij
heeft ons allen alleen maar goeds gedaan!
Blinden
gaf hij het zicht terug. Verlamden konden weer gaan.
Hij
verkondigde het woord van de Vader. Hij dreef de duivel uit.
Bedroefde
mensen heeft hij weer opgericht.
Hij
nam de zondaars op, en aan;
Iets
anders heeft Jezus niet gedaan!”
En Jezus
Zelf zei: “Wie van jullie
kan Mij van enige zonde betichten, en dat bewijzen?” (Joh.
8:46)
Ze bleven
het antwoord schuldig.
De
kruisdood is het vreselijk negatief einde van een dergelijke Grote
Man. Omdat wij het antwoord schuldig bleven is alle haat en nijd
op Hem losgelaten en heeft dit Hem zijn leven gekost. Maar zo gaat
dat nu eenmaal in deze wereld. Wie ‘anders’ is en ons niet
aanstaat, moet onze wereld uit.
Niets aan
te doen.
Wat zouden wij
doen, als onze positie en macht wordt ‘bedreigd’ door iemand
die ons doorziet?
Hoevelen
schuiven Jezus tot op de dag van vandaag niet aan de kant, omdat
Hij hun te ongemakkelijk is?
Hij is in
elk geval gestorven door onze zonden. Daarom kan ook de dichter Revius uitroepen:
Het
zijn de Joden niet, Heer Jezus, die U kruisten. (…) Ik ben het
Heer, die U dit heeft aangedaan; Ik ben degene die de geselslagen
heeft toegebracht, de spijkers door Uw handen heeft geslagen, de
doornenkroon U op het hoofd gezet. Hij zegt; “Weliswaar
hebben zij dat destijds
gedaan, maar door mijn egoïsme, haat- en nijdzucht ben ik niet
anders dan zij. Ik, en de hele mensheid. Heel de zondenpoel waarin
wij leven, hebben wij over U uitgestort.”
Had men
zich dit beter ter harte genomen, dan was het gruwelijke dat het
Joodse volk eeuwen lang is overkomen, nooit gebeurd. Dan had men
hen de zg. Godsmoord niet kunnen en mogen aanrekenen.
Men had dus
het ‘perfidis Judaeis’ (trouweloze Joden) uit de
Goede-Vrijdag-liturgie er al eeuwen geleden uit moeten halen.
Het zijn de Joden
niet, Heer Jezus, die U kruisten. Zij waren slechts tijdelijk
werktuig. Het kwaad
steekt in ieder mens, in mijzelf. Als men zo vroom zegt: “Jezus
is voor mij gestorven, hij heeft voor mij betaald”, dan zal men
ook moeten zeggen: “Hij is door
mij gestorven! Ik ben degene die Hem heeft laten sterven; die Hem
aan het kruis heeft genageld en daar in de eeuwen der eeuwen mee
doorgaat.”
Gestorven door
onze zonden. Met als hulpmiddel een politieke moord. Wat zijn wij
toch rechtvaardig en heilig!
Niet
anders, dan wat tot in onze dagen steeds weer gebeurt. Wat ons
niet aanstaat, ruimen we uit de weg. De wortel van alle kwaad is
de ik-zucht en hebzucht, zegt Paulus (1 Tim. 6:10) Ze willen
leraars en uitvoerders van de wet zijn, maar hebben er geen flauwe
notie van wat ze zeggen, noch wat ze bevestigen (2 Tim. 1:7).
De
zin van het kruis.
De Bijbel,
en op grond daarvan de Kerk, leren ons dat
Jezus Christus ons door zijn kruisdood heeft verlost
van onze zonden.
Dat Verlosser
zijn wordt al aan het begin van Zijn leven aangekondigd: “Heden is u de Verlosser geboren, en dat is Christus, de Heer!” (Lc.
2:11) En Jozef krijgt te horen: “Hij
zal het volk verlossen van zijn zonden”(Mt. 1:21).
En Jezus
zelf is zich daarvan terdege bewust: “De
Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te
dienen en zijn leven te
geven als losprijs
voor velen” (Mt. 20:28).
Hij
verwijst hiermee direct naar Jes. 52:13-53:12 (De Lijdende knecht
van Jahweh). En betrekt dat dus op Zichzelf.
Het
Hebreeuwse woord dat hier bij Jesaja voor ‘losprijs’ wordt
gebruikt, is ‘asjaam’
(leven). Het betekent vooral: “offer voor de zonde”; het
verwijst onmiddellijk naar Lev. 5:15, de enige plek waar het woord
ook wordt gebruikt: de losprijs die moet worden voldaan voor de
zonde is een “schuld-offer
(asjaam), een offer van leven: een gave ram van het kleinvee”. En
het vervolgt: ”en de
priester zal het ram slachten en opdragen, en zo voldoening doen
met de ram van het schuldoffer. En de zonde zal hem vergeven
worden.”(Lev. 5,16). De losprijs geeft zijn leven.
In
Jes.53,10 lezen we: ”Hij
zal zichzelf tot schuld-offer (asjaam!) gesteld hebben” en
verder lezen we: “daardoor
zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en
hun ongerechtigheden zal hij dragen. Hij heeft zijn leven
uitgegoten in de dood en werd onder de overtreders geteld, terwijl
hij toch de zonden van velen gedragen heeft en voor hen
gebeden.(53,12)”
Jezus geeft
dus zijn leven voor velen, als
losprijs, als offer voor de zonde. Zó zal Hij het ook zeggen
bij de Consecratie van Zijn Bloed: vergoten voor velen, tot vergeving
van de zonden.
En nog meer
is er.
Want die
Consecratiewoorden: “dit is Mijn Bloed, tot vergeving van de
zonden vergoten” heeft Jezus gesproken bij het zg. Laatste
Avondmaal.
Het is een
misvatting van onze tijd, gevoed door het protestantisme, om er
vooral maaltijd in te
zien.
Jezus
echter vierde niet zomaar een maaltijd, of de wekelijkse sjabbat,
maar het Joodse paasmaal,
het pascha der bevrijding: “Vurig
heb Ik er naar verlangd dit paasmaal
samen met jullie te gebruiken”(Lc. 22,15) Het is het
paasfeest van het bloed van het lam dat aan de dorpel van de deur
werd gestreken zodat de Verderfengel dat huis zou voorbijgaan.
Dat bloed
van het lam is het bloed van.bevrijding.
Het Bloed
van Jezus is het bloed van bevrijding, van verlossing, van
vergeving. Het schuld-offer.
En zo kan
Paulus dan ook nadien uitroepen: “Christus, ons Paaslam, is
geslacht!”
Witte
Donderdag is onlosmakelijk verbonden met Goede Vrijdag. Terecht
heeft het Concilie van Trente dit zo dogmatisch gedefinieerd. De
Reformatie, die juist een breuk hiertussen heeft gemaakt, kan niet
verder komen dan de verzoening door het Kruis en een zwartgallig
zondenbesef.
En hunt
Avondmaal kan dan niet anders zijn dan een monument, een symbool.
Laten we
die dood maar zo snel mogelijk vergeten, en ons concentreren op
het goede dat Hij heeft gedaan en Hem daarin navolgen en levend
houden. Daar heb je echter wel moed en uithoudingsvermogen voor
nodig, en dat al 2000 jaar lang?
De r.k.
kerk heeft, rechtstreeks aansluitend bij de leer en het geloof van
de Apostelen, altijd de onmiddellijke verbinding van Witte
Donderdag en Goede Vrijdag gezien. De herdenking van het Avondmaal
in: “Doet dit tot Mijn gedachtenis” maakt het Avondmaal tot actualisatie, ook van de kruisdood.
Dit Bloed,
vergoten voor de zonden van velen, is op wonderbare wijze onder
ons. Jezus heeft het Zelf gezegd. We kunnen er deel aan krijgen:
“Mijn lichaam is waarlijk
spijs, en Mijn Bloed is waarlijk drank” (Joh. 6:55) (Juist dáárom
viert de r.k. kerk Sacramentsdag!) Dit bloed, vergoten als
schuld-offer.
Overigens:
ook toén wilde niet iedereen dit woord van Jezus aanvaarden, net
als later de zg. ‘reformatoren’ die eveneens menselijk
verstand en inzicht hoger hebben geacht dan het woord dat Jezus
zelf gesproken heeft.
De dood van
Jezus zou einde verhaal geweest zijn. De Emmaüsgangers verwoorden
uitstekend de teleurstelling en uitzichtloosheid: ”en
we waren er nog wel van overtuigd dat Hij het was die Israël
verlossen zou”.(Lc.24:21). Ze gaan maar terug naar huis, om
hun oude leven weer op te pakken voor zover dat nog gaat. Ze
voelen zich bedonderd, door Jezus. Over zonde en zondevergeving
denken ze niet na; de zin van de kruisdood ontgaat hen volledig. “Moest
dan de Messias niet lijden, en zo zijn glorie
binnengaan?”(Lc.24:26) worden ze terecht gewezen.
Maar
pas als het brood gezegend en gebroken wordt, herkennen ze de
Heer. Hoe kan dat?
Dat kan
alleen, als Jezus Zijn gedachtenis geactualiseerd
heeft.
De dood van
Jezus zou einde verhaal geweest zijn, ware het niet dat de
volgelingen van Jezus al vrij snel door de inwerking van de door
Jezus beloofde H. Geest de diepere betekenis en samenhang van
Witte Donderdag en Goede Vrijdag hebben gezien; die diepere
betekenis en samenhang die wij in een korte formule zien
weergegeven in ons Credo. De formulering van ons Credo, dat
slechts een weerslag en weergave is van het levende geloof van de
Kerk tot op dát moment, en vervolgens geldend tot in de eeuwen
der eeuwen: “qui propter nos homines, et propter nostram salutem, descendit de
caelis, et incarnatus est, et crucifixus est etiam pro nobis; et
resurrexit, et ascendit in caelum”: ”die voor ons, mensen,
en omwille van ons heil, uit de hemelen is neergedaald, mens is
geworden, en eveneens voor ons gekruisigd is; en verrezen is, en
opgestegen ten hemel”.
“Geeft
niet het brood dat wij breken, eenwording (communicatio!
’koinonia’ in het grieks) met het lichaam van Christus? Is
niet de beker der dankzegging (eucharistia!) eenwording met het
bloed van Christus?” zegt
Paulus (1 Kor. 10:16)
En hij
betoogt:” Zelf heb ik van
de Heer vernomen dat Hij in de nacht waarin Hij verraden werd en
overgeleverd, brood heeft genomen, de zegenbede er over heeft
uitgesproken en het gebroken en uitgedeeld met de woorden:
“Neemt en eet; dit is Mijn Lichaam dat voor u zal worden
overgeleverd; doet dit tot mijn gedachtenis. En deze kelk(der
dankzegging) is het Nieuwe Verbond in Mijn Bloed”
(1
Kor.11:24-25)
“Zo
vaak als je dit brood eet en deze beker drinkt, heb je deel aan de
kruisdood van de Heer”
(cfr.
1 Kor.11:26)”Wie dus onwaardig dit brood eet of van deze kelk
drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed van
de Heer!”(1 Kor.11:27). Paulus praat niet over
‘symbool’; hij heeft het over werkelijkheid.
Sterker
nog: Eén Doopsel tot vergeving van de zonden en Bloed zijn één.
Het doopsel verkrijgt zijn werkzaamheid door het vergoten bloed.
Daarom roept de priester bij de Consecratie uit: Dit is het kern-sacrament
van ons geloof (‘Mysterium fidei’)! zoals de grote theoloog
Thomas van Aquino ons voorhoudt.
De
heils-economie.
Wat is dat
voor Vader, die zijn eigen zoon te grazen neemt en een gruwelijke
dood laat sterven, alleen omdat die Vader zo beledigd is? En dat
om het futiele feit dat mensen van een verboden vrucht hebben
gegeten? Wat is dat voor Vader, die van zijn zoon een schuld-offer
maakt terwijl die jongen van geen enkele zonde beticht kan worden?
Lijkt dat
niet op de ‘barmhartigheid’ van Allah in de Koran, die zg.
barmhartigheid op grond waarvan in Iran mensen op gruwelijke wijze
om het leven worden gebracht? Immers, uit eigen ervaring weet ik
dat op elk gerechtelijk Iraans vonnis staat: “In Naam van Allah,
de Grote, de Barmhartige”. Ik heb genoeg van die vonnissen onder
ogen gehad. Die barmhartigheid bestaat dan uit gruwelijke
straffen.
Wat is dat
voor Vader? Wat is dat voor een god, hooguit vergelijkbaar met de
door de mens uitgedachte wrede woestijngoden van weleer?
Deze vraag
stelden de eerste christenen uit de Joden zich ook.
En daarom
werd aan hen de ‘brief aan de Hebreeën” geschreven. Ofschoon
het auteurschap van Paulus niet zeker is, vormt deze brief één
geheel met diens leer en verkondiging. Het geloof en inzicht van
de jonge Kerk wordt aan hen, en ook aan ons, doorgegeven.
“De
énige bemiddelaar tussen God en de mensen is de mens Jezus
Christus, die zichzelf heeft gegeven tot een losprijs voor ons
allen (1 Tim. 2:5-6).Deze mens Jezus Christus is de zoon van God.
Hij is onze Hogepriester (Hebr. 4:14) die door zijn dood voor
allen die Hem gehoorzamen oorzaak van eeuwig heil
geworden.(Hebr.4:9-10)
De mens had
door zijn oerzonde zijn plaats in de scheppingsorde verspeeld.(De
zg. Reformatie en ook modernistische theologen willen van het
begrip ‘erfzonde’ niet weten, maar dat kan alleen als je de
Bijbel niet volgt. De ‘reformatoren’ zijn daarmee ontrouw aan
zichzelf. Tegelijkertijd hebben zij gesteld dat in de mens niets
goeds steekt…). Zoals door
één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde
ook de dood, zo is ook de dood tot alle mensen
doorgegaan; want allen hebben gezondigd.(Rom. 5:12) “Door
zondige mensen ben ik verwekt; door een zondige moeder ben ik
ontvangen”(Ps. 50) Als dus de ene zondige mens oordeelt over
de andere, met welk recht doet hij dat dan?
Reeds bij
die oerzonde is verlossing, is scheiding der geesten aangezegd: “Ik
zal vijandschap wekken tussen jou (de slang) en de vrouw; tussen
jouw nakomenschap en haar nakomenschap”(Gen. 3:15)
Die
oerzonde schaadt overigens niet de mens alleen; doordat de mens
sedertdien zelf wil beschikken over goed en kwaad (en als het kan
zelfs over het Leven) heeft hij tevens de schoonheid en orde der
schepping gedevalueerd. Je hoeft maar te kijken naar onze huidige
milieuproblemen.
Maar hoe
zou de mens die oerzonde ongedaan kunnen maken? Geen mens kan
zeggen dat hij niet behept is met zonde; hij kan dus niet uit
zichzelf het middel nemen.
De mens is
zich bewust van zonde en schuld. Hij heeft geprobeerd zijn zonden
af te kopen door offers van dieren. Maar de mens kan zichzelf niet
verlossen. Hij kan zich niet aan zijn eigen haren uit het moeras
trekken. Deze leer van Pelagius dat de mens zichzelf zou kunnen
verlossen door de mens Jezus (maar niét in zijn lijden en
kruisdood!) tot voorbeeld te nemen (en de ‘verlossing’ dus een
keus en werkzaamheid van de mens is) is al vroeg door de Kerk
veroordeeld, maar thans in modernistische kringen weer ‘bon
ton’ en door veel katholieke ‘pastores’ in Nederland
verkondigd.
Een
dergelijke absurditeit kan en mag een gelovig christen niet
volgen. Want dan heeft de kruisdood van Jezus geen zin, behalve de
plaatselijk politieke zin van destijds. Hooguit herdenkt men de
Kruisdood dan nog in sentimenten, in nóg grotere sentimentele
flauwekul vertaald. En het is dan evenmin een wonder dat men niet
meer gelooft in de werkelijke Verrijzenis! Ja, zelfs de zin van de
Kerk komt op de tocht te staan; hooguit is de lokale kerk dan nog
buurthuis of goede-doelen-centrum. En vanzelf wordt dan de
‘liturgie’ navenant.
“Als
het al zo is dat het bloed van bokken en stieren, en de
bestrooiing met de as van een koe onreine mensen kan
heiligen,(…) hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus –
die door de Heilige Geest zichzelf als een smetteloos offer aan
God heeft opgedragen – ons geweten zuiveren van dingen die tot
de dood leiden, en ons in staat stellen van nu af aan de levende
God te dienen.” (Hebr.9: 14)
“Bij
zijn komst in de wereld zegt Hij: Slachtoffers en offergaven hebt
U niet gewild; maar U hebt mij een lichaam gegeven ( cfr, ps.
40:7-9,16,17). In de aanhef zegt Hij dus: slachtoffers en
offergaven, brandoffers en zondoffers hebt U niet gewild, noch
daarin welbehagen gevonden, hoewel zij overeenkomstig de wet
worden gebracht. Derhalve heeft Hij onmiddellijk gezegd: Ik kom,
om Uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten
gelden. Krachtens die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd
door het offer van het lichaam van Jezus Christus” (Hebr. 10: 5
en 8-10)
Wat is dat
voor vader, die zijn zoon te grazen neemt?
Het is
goddelijke heils-economie. Het is Gods plan. Geen mens kan
zichzelf verlossen, kan het paradijs herstellen. Het Woord, van
eeuwigheid bij de Vader en één met Hem, wordt mens en brengt het
offer tot vergeving van de zonden in Zijn Lichaam, in Zijn
vergoten bloed. Hij is de ‘asjaam’, het schuldoffer. Zó wordt
het ware mens-zijn hersteld. Dít is het goddelijk heilsplan. Er
was geen andere weg. Zo vinden wij het samengevat in ons Credo.
(In
‘evangelische’ kringen huldigt men overigens ook nog het idee
van een ‘persoonlijk plan’ dat God met elke individuele mens
voorheeft. Dit wijzen wij af. Uit de Bijbel weten wij slechts dat
God wil dat alle mensen zalig worden; dát is zijn plan! Hiertoe
is Jezus Christus de Weg, de Waarheid en het Leven.)
Jezus is de
‘asjaam’, het schuldoffer, en wil dat ook zijn. Hij wordt bij
zijn geboorte als Verlosser aangekondigd.
Bij zijn
komst in de wereld zegt Hij: “Ik kom… om Uw wil, o God, te
doen” (Hebr.10: 5-7); bij zijn doodsangst in de Olijvenhof (en
wie daar ooit, net als ik, in het donker gestaan heeft, opkijkend
naar de donkere dreigende muren van Jeruzalem aan de overkant van
de Kidronbeek- een Kafka-achtige situatie!-), weet hoe luguber het
daar was en hoeveel moed en wilskracht het Jezus heeft gekost)
zegt Hij opnieuw: “niet mijn (menselijke) wil, maar Uw wil, o
God, geschiede”. Het was de keus van Jezus! En zo (en daarom)
kan Hij tenslotte aan het Kruis uitbrengen: “Het (offer) is
volbracht”. Heel zijn leven, en alles wat Hij gedaan en
verkondigd heeft, was hierop gericht.
Hij heeft
zichzelf tot middel genomen, tot losprijs. Hiertoe is Hij gekomen.
Een andere
weg was er niet, tenzij de mensheid vernietigen en een nieuwe
scheppen. Maar dan zou tegen God zelf ingaan; immers, had Hij niet
eerder al vastgesteld dat het zéér goed was? Bovendien had hij
bij zichzelf gezworen dat Hij niet nogmaals een poging zou wagen
om de aardbodem en de mensheid te vernietigen (Gen. 8: 21)
De
heils-economie II.
Is het nu
voldoende om te zeggen: “Jezus heeft voor mij geleden, hij heeft
mij verlost, halleluja?!”
Is Jezus,
en is Zijn kruis, een aspirientje waardoor wij ons weer beter
kunnen gaan voelen?
Paulus weet
beter. Hij leert ons: ”Als wij nu met en in Christus gestorven zijn, zo zullen wij ook in en
met Hem verrijzen”.(Kol. 3:1) “Allen hebben gezondigd en
ontberen de heerlijkheid van God. Ze worden gratis en voor niets
gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Jezus
Christus. Hem heeft God aangesteld als zoenmiddel in zijn bloed,
door middel van het geloof.”(Rom. 3:23,25)
“Door
tussenkomst van Zijn dood heeft Hij de overtredingen afgekocht; en
zij die thans door God geroepen zijn tot verlossing, zullen de
eeuwige beloning ontvangen in Christus Jezus, onze Heer” (Hebr.(:15)
Hij is de gerechtigheid voor eenieder die in Hem gelooft
(Rom.10:4)
In Hem, dat
wil zeggen: Jezus Christus die gekruisigd is. Dié verkondig ik,
en anders geen!
Daartoe
maant hij: “Bekleedt u met
de Heer Jezus Christus!(Rom. 13:14) “Als je nu met Christus
verrezen bent, streef dan nog slechts naar hemelse dingen. Je bent
immers nu afgestorven van het oude leven, en in Christus Jezus een
nieuw leven binnengegaan; dat leven is met Christus verborgen in
God.”(Kol. 3:1-4)
Geloven in
Jezus Christus, en in de verzoening door Zijn Kruisdood en daarvan
de genade genieten, kan alleen effectief zijn als wij zelf voor
Hem kiezen en blijven kiezen.
Die
kruisdood is geen eenmalige gebeurtenis, toen in de tijd, waardoor
wij passief gerechtvaardigd zijn. Nee, Paulus maakt ons duidelijk
dat wij door het geloof elke dag opnieuw actief moeten zijn door ons steeds weer één te maken met Christus,
de Gekruisigde en Verrezene; elke
dag opnieuw.
Alleen
levend Door Hem, en met Hem, en in Hem zijn wij gerechtvaardigd en
wordt God lof, eer en dank gebracht tot in alle eeuwigheid.
(Doxologie van de Miscanon). Dát is de opdracht van de mens, in
Jezus Christus.
En alleen zó
zal het aanschijn der aarde vernieuwd worden; want dan wordt de
nieuwe schepping realiteit. Zó is Pasen met Pinksteren verbonden,
tot in onze dagen; en zo zal het zijn tot Hij wederkomt in
heerlijkheid. (Credo!)
Om ons
daartoe actueel te steunen, gaf Jezus ons Zijn Altaarsacrament:
Zijn Lichaam en Bloed, ons gegeven ter rechtvaardiging. Doet dit
tot Mijn gedachtenis.
Onze éénwording,
dát is de rechtvaardiging van ons geloof, zoals de apostel en
Evangelist Johannes ons zegt in zijn eerste brief (I Joh. 5:1-12)!
Hij zegt er nog bij: “Als wij zeggen dat wij één met Hem zijn,
maar wij blijven wandelen in duisternis, dan liegen wij en doen
wij de waarheid niet en worden wij niet gerechtvaardigd”(I Joh.
1:6) Het bloed van Jezus reinigt ons van elke zonde (I Joh. 1:7)
Hem
ontvangen, is één worden met Hem. Is: Gods genade, kracht en
vergeving ontvangen. Elke dag opnieuw. Zo is de H. Mis dan ook
niet slechts gedachtenismaaltijd (het Concilie van Trente heeft
dit nadrukkelijk onderstreept!) en is de eenwording met Jezus geen
‘unio mystica’ in breken en delen van symbolen (waarbij Jezus,
volgens Calvijn, hooguit in Zijn Geest- dus spiritueel –
tegenwoordig is; overigens al meer dan de modernisten nog
‘geloven’), maar werkelijkheid.
Hoe God in
zijn Geest de consecratie bewerkstelligt, weet alleen Hijzelf. De
Kerk kan slechts pogen deze gebeurtenis verklarend te benoemen
(transsubstantiatie). Wie de werkelijke tegenwoordigheid loochent
of ontkent, weigert de woorden van Jezus:
Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn Bloed is waarlijk drank.
Wíj weten
en geloven dat wij zijn zoenoffer werkelijk ontvangen, en dat wij
vasthouden het kruis waaronder wij staan en waardoor wij vergeving
ontvangen:” Wij roemen slechts in en op het Kruis van onze Heer
Jezus Christus; in dat kruis is ons heil, onze verlossing en onze
verrijzenis.” (Gal. 6:14; intredezang van de Avondmis van Witte
Donderdag).
Bronnen:
1.
De H. Schrift!
2.
Dom. Ansgar Vonier OSB: Het Sacrament van het
Kruisoffer. Spectrum, 1948
3.
S.
Thomas van Aquino, Summa theologiae
4.
J. A. Jungmann: Missarum sollemnia
5.
H.J. Kooyman: Het heilsgeheim der eeuwen. Malmberg,
1957
6.
Paus
Pius XII, enc. Mediator Dei (1947)
7.
Paus Paulus VI enc. Mysterium fidei (1964)
8.
Vaticanum II: decreten Christus Dominus en Lumen
Gentium.
9.
J. Vos, Dogmatiek in kort bestek (Reformatorisch!).
Boekencentrum, 1989
