Start

 

Wij hebben het ware Licht gezien,
De hemelse Geest ontvangen,
Het ware geloof gevonden.
Wij aanbidden de heilige drie-ene God.
Hij heeft ons gered. Amen.

Heer, vul onze mond met woorden van lof,
Met een lied dat zingt van uw glorie,
Omdat wij door U genodigd zijn
Deel te nemen aan uw heilige tekenen,
Die leven schenken.
Behoud ons in uw heiligheid.
Laat ons altijd in uw waarheid leven.
Alleluja, alleluja.

 

 

 

      HET SACRAMENT VAN HET KRUISOFFER.

         DE VERZOENING DOOR HET KRUIS.

(door Mgr. Anton van Achthoven)

 

“Hij werd eveneens voor ons gekruisigd”: Crucifixus etiam pro nobis”.

 

Zo staat het in ons Credo, de Geloofsbelijdenis van de Kerk.

In de huidige nederlandse vertaling, zoals ze in de meeste r.k. kerken wordt gebruikt, is het woord ‘eveneens’ weggelaten. Ook bij de kerken van de Reformatie, voor zover ik dat kan beoordelen, i dat het geval.

Naar mijn mening is dat een zeer laakbare omissie; want daardoor is het besef weggevallen betreffende het doel en de bedoeling van het Kruisoffer van Jezus, terwijl het Credo hierin zo duidelijk is. Dat Kruisoffer van Jezus is niet te scheiden van alles wat Hij is, en waarvan het Credo in het voorafgaande getuigenis geeft.

 

Dat woordje ‘eveneens”(etiam) heeft immers onmiddellijke betrekking op het voorgaande: “Die voor ons, en omwille van ons heil, uit de hemel is neergedaald; en vlees is geworden…” (qui pro nobis, et pro nostram salutem, descendit de caelis; et incarnatus est…). Het kan niet anders.

Maar het verbindt meteen ook met al het voorafgaande: Het woord, welk is “God uit God, Licht uit Licht”, is vlees geworden. En dat met een bedoeling, die uitmondt in het Kruis: voor ons, en omwille van ons heil.

 

Heel het Credo is gebaseerd op en te herleiden tot teksten uit de H. Schrift. Het is dus niet zo dat men in de 4e eeuw definities heeft bedacht (en die men in onze dagen meent te kunnen en te moeten herschrijven naar ‘modern’ inzicht); men heeft destijds, toen het noodzakelijk bleek, dogmatisch samengevat datgene wat God ons in de H. Schrift heeft geopenbaard.

Derhalve kán men de Geloofsbelijdenis niet herschrijven, tenzij men ontrouw is aan de Bijbel, en dus aan Gods eigen Woord. Filosofische interpretaties van de mens kunnen nooit en te nimmer hoger worden geacht dan Gods zelf-openbaring, tenzij de mens zich daarboven en daarbuiten plaatst. Maar dán hebben we meteen de kern van de erfzonde te pakken.

 

Al sedert het begin van de Kerk, en we vinden het al in de brieven van Paulus en in de Handelingen van de Apostelen, heeft zij geloofd en beleden dat de menswording en kruisiging van Jezus onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden; en dat middels de koppeling die Jezus zèlf heeft aangebracht op Witte Donderdag: “dit is Mijn Lichaam, dat voor u wordt overgeleverd; dit is Mijn bloed, dat voor u en voor velen vergoten zal worden tot vergeving van de zonden”. (Lc. 22:19; Mt. 26:28)

 

De kruisdood op zich.

Als we de kruisdood van Jezus op zichzelf bekijken, dan is er slechts het plat gegeven van de terechtstelling en dood; een historisch gegeven, een terechtstelling en moord die heeft plaatsgevonden op basis van politieke en godsdienstige gronden.

Maar ook dán blijft nog de vraag naar de oorzaak van die gruwelijke terechtstelling en dood: en die ligt in de opstandigheid van Jezus ten opzichte van met name het Joods establishment.

Jezus die duidelijk een scheiding en tweedeling maakt en de machthebbers (en dat zijn óók de schriftgeleerden!) hun plaats wijst

.Dat kun je natuurlijk als machthebbers niet tolereren; en zo manipuleer je zelfs je onderdrukkers (de Romeinen) en spant ze voor je karretje, om die lastpak uit de weg te ruimen. Dat gaat zo, tot op de dag van vandaag.

Zo kan het ook, dat een latere Romeinse geschiedschrijver rapporteert dat de zich ‘christenen’ noemende sekte een Joodse opstandeling vereren die destijds door Pontius Pilatus is terechtgesteld en gekruisigd. De man is dood, dus die sekte sterft ook snel genoeg uit. Einde verhaal.

 

Maar dit is juist het paradoxale: De man, die alleen maar goed had gedaan, wordt als een misdadiger op een gruwelijke wijze ter dood gebracht.

Pilatus vroeg: “Maar wat heeft die man dan voor kwaads gedaan?” Hij kreeg het antwoord niet. Dat kónden ze hem ook niet geven. Ze schreeuwden alleen maar: “Weg met Hem! Aan het kruis met hem!”

Het antwoord op die vraag zien we in de beschouwing die in de Mattheüs-passion van J.S. Bach wordt gegeven:

“Hij heeft ons allen alleen maar goeds gedaan!

Blinden gaf hij het zicht terug. Verlamden konden weer gaan.

Hij verkondigde het woord van de Vader. Hij dreef de duivel uit.

Bedroefde mensen heeft hij weer opgericht.

Hij nam de zondaars op, en aan;

Iets anders heeft Jezus niet gedaan!”

 

En Jezus Zelf zei: “Wie van jullie kan Mij van enige zonde betichten, en dat bewijzen?” (Joh. 8:46)

Ze bleven het antwoord schuldig.

 

De kruisdood is het vreselijk negatief einde van een dergelijke Grote Man. Omdat wij het antwoord schuldig bleven is alle haat en nijd op Hem losgelaten en heeft dit Hem zijn leven gekost. Maar zo gaat dat nu eenmaal in deze wereld. Wie ‘anders’ is en ons niet aanstaat, moet onze wereld uit.

Niets aan te doen.

Wat zouden wij doen, als onze positie en macht wordt ‘bedreigd’ door iemand die ons doorziet?

Hoevelen schuiven Jezus tot op de dag van vandaag niet aan de kant, omdat Hij hun te ongemakkelijk is?

 

Hij is in elk geval gestorven door onze zonden. Daarom kan ook de dichter Revius uitroepen:

Het zijn de Joden niet, Heer Jezus, die U kruisten. (…) Ik ben het Heer, die U dit heeft aangedaan; Ik ben degene die de geselslagen heeft toegebracht, de spijkers door Uw handen heeft geslagen, de doornenkroon U op het hoofd gezet. Hij zegt; “Weliswaar hebben zij dat destijds gedaan, maar door mijn egoïsme, haat- en nijdzucht ben ik niet anders dan zij. Ik, en de hele mensheid. Heel de zondenpoel waarin wij leven, hebben wij over U uitgestort.”

Had men zich dit beter ter harte genomen, dan was het gruwelijke dat het Joodse volk eeuwen lang is overkomen, nooit gebeurd. Dan had men hen de zg. Godsmoord niet kunnen en mogen aanrekenen.

Men had dus het ‘perfidis Judaeis’ (trouweloze Joden) uit de Goede-Vrijdag-liturgie er al eeuwen geleden uit moeten halen.  Het zijn de Joden niet, Heer Jezus, die U kruisten. Zij waren slechts tijdelijk werktuig. Het kwaad steekt in ieder mens, in mijzelf. Als men zo vroom zegt: “Jezus is voor mij gestorven, hij heeft voor mij betaald”, dan zal men ook moeten zeggen: “Hij is door mij gestorven! Ik ben degene die Hem heeft laten sterven; die Hem aan het kruis heeft genageld en daar in de eeuwen der eeuwen mee doorgaat.”

Gestorven door onze zonden. Met als hulpmiddel een politieke moord. Wat zijn wij toch rechtvaardig en heilig!

Niet anders, dan wat tot in onze dagen steeds weer gebeurt. Wat ons niet aanstaat, ruimen we uit de weg. De wortel van alle kwaad is de ik-zucht en hebzucht, zegt Paulus (1 Tim. 6:10) Ze willen leraars en uitvoerders van de wet zijn, maar hebben er geen flauwe notie van wat ze zeggen, noch wat ze bevestigen (2 Tim. 1:7).

 

De zin van het kruis.

De Bijbel, en op grond daarvan de Kerk, leren ons dat Jezus Christus ons door zijn kruisdood heeft verlost van onze zonden.

 

Dat Verlosser zijn wordt al aan het begin van Zijn leven aangekondigd: “Heden is u de Verlosser geboren, en dat is Christus, de Heer!” (Lc. 2:11) En Jozef krijgt te horen: “Hij zal het volk verlossen van zijn zonden”(Mt. 1:21).

En Jezus zelf is zich daarvan terdege bewust: “De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mt. 20:28).

Hij verwijst hiermee direct naar Jes. 52:13-53:12 (De Lijdende knecht van Jahweh). En betrekt dat dus op Zichzelf.

Het Hebreeuwse woord dat hier bij Jesaja voor ‘losprijs’ wordt gebruikt, is ‘asjaam’ (leven). Het betekent vooral: “offer voor de zonde”; het verwijst onmiddellijk naar Lev. 5:15, de enige plek waar het woord ook wordt gebruikt: de losprijs die moet worden voldaan voor de zonde is een “schuld-offer (asjaam), een offer van leven: een gave ram van het kleinvee”. En het vervolgt: ”en de priester zal het ram slachten en opdragen, en zo voldoening doen met de ram van het schuldoffer. En de zonde zal hem vergeven worden.”(Lev. 5,16). De losprijs geeft zijn leven.

 In Jes.53,10 lezen we: ”Hij zal zichzelf tot schuld-offer (asjaam!) gesteld hebben” en verder lezen we: “daardoor zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Hij heeft zijn leven uitgegoten in de dood en werd onder de overtreders geteld, terwijl hij toch de zonden van velen gedragen heeft en voor hen gebeden.(53,12)”

 

Jezus geeft dus zijn leven voor velen, als losprijs, als offer voor de zonde. Zó zal Hij het ook zeggen bij de Consecratie van Zijn Bloed: vergoten voor velen, tot vergeving van de zonden.

 

En nog meer is er.

Want die Consecratiewoorden: “dit is Mijn Bloed, tot vergeving van de zonden vergoten” heeft Jezus gesproken bij het zg. Laatste Avondmaal.

Het is een misvatting van onze tijd, gevoed door het protestantisme, om er vooral maaltijd in te zien.

Jezus echter vierde niet zomaar een maaltijd, of de wekelijkse sjabbat, maar het Joodse paasmaal, het pascha der bevrijding: “Vurig heb Ik er naar verlangd dit paasmaal samen met jullie te gebruiken”(Lc. 22,15) Het is het paasfeest van het bloed van het lam dat aan de dorpel van de deur werd gestreken zodat de Verderfengel dat huis zou voorbijgaan.

Dat bloed van het lam is het bloed van.bevrijding.

Het Bloed van Jezus is het bloed van bevrijding, van verlossing, van vergeving. Het schuld-offer.

En zo kan Paulus dan ook nadien uitroepen: “Christus, ons Paaslam, is geslacht!”

Witte Donderdag is onlosmakelijk verbonden met Goede Vrijdag. Terecht heeft het Concilie van Trente dit zo dogmatisch gedefinieerd. De Reformatie, die juist een breuk hiertussen heeft gemaakt, kan niet verder komen dan de verzoening door het Kruis en een zwartgallig zondenbesef.

En hunt Avondmaal kan dan niet anders zijn dan een monument, een symbool.

Laten we die dood maar zo snel mogelijk vergeten, en ons concentreren op het goede dat Hij heeft gedaan en Hem daarin navolgen en levend houden. Daar heb je echter wel moed en uithoudingsvermogen voor nodig, en dat al 2000 jaar lang?

 

De r.k. kerk heeft, rechtstreeks aansluitend bij de leer en het geloof van de Apostelen, altijd de onmiddellijke verbinding van Witte Donderdag en Goede Vrijdag gezien. De herdenking van het Avondmaal in: “Doet dit tot Mijn gedachtenis” maakt het Avondmaal tot actualisatie, ook van de kruisdood.

Dit Bloed, vergoten voor de zonden van velen, is op wonderbare wijze onder ons. Jezus heeft het Zelf gezegd. We kunnen er deel aan krijgen: “Mijn lichaam is waarlijk spijs, en Mijn Bloed is waarlijk drank” (Joh. 6:55) (Juist dáárom viert de r.k. kerk Sacramentsdag!) Dit bloed, vergoten als schuld-offer.

Overigens: ook toén wilde niet iedereen dit woord van Jezus aanvaarden, net als later de zg. ‘reformatoren’ die eveneens menselijk verstand en inzicht hoger hebben geacht dan het woord dat Jezus zelf gesproken heeft.

 

De dood van Jezus zou einde verhaal geweest zijn. De Emmaüsgangers verwoorden uitstekend de teleurstelling en uitzichtloosheid: ”en we waren er nog wel van overtuigd dat Hij het was die Israël verlossen zou”.(Lc.24:21). Ze gaan maar terug naar huis, om hun oude leven weer op te pakken voor zover dat nog gaat. Ze voelen zich bedonderd, door Jezus. Over zonde en zondevergeving denken ze niet na; de zin van de kruisdood ontgaat hen volledig. “Moest dan de Messias niet lijden, en zo zijn glorie binnengaan?”(Lc.24:26) worden ze terecht gewezen.

Maar pas als het brood gezegend en gebroken wordt, herkennen ze de Heer. Hoe kan dat?

Dat kan alleen, als Jezus Zijn gedachtenis geactualiseerd heeft.

De dood van Jezus zou einde verhaal geweest zijn, ware het niet dat de volgelingen van Jezus al vrij snel door de inwerking van de door Jezus beloofde H. Geest de diepere betekenis en samenhang van Witte Donderdag en Goede Vrijdag hebben gezien; die diepere betekenis en samenhang die wij in een korte formule zien weergegeven in ons Credo. De formulering van ons Credo, dat slechts een weerslag en weergave is van het levende geloof van de Kerk tot op dát moment, en vervolgens geldend tot in de eeuwen der eeuwen:  “qui propter nos homines, et propter nostram salutem, descendit de caelis, et incarnatus est, et crucifixus est etiam pro nobis; et resurrexit, et ascendit in caelum”: ”die voor ons, mensen, en omwille van ons heil, uit de hemelen is neergedaald, mens is geworden, en eveneens voor ons gekruisigd is; en verrezen is, en opgestegen ten hemel”.

 

“Geeft niet het brood dat wij breken, eenwording (communicatio! ’koinonia’ in het grieks) met het lichaam van Christus? Is niet de beker der dankzegging (eucharistia!) eenwording met het bloed van Christus?” zegt Paulus (1 Kor. 10:16)

En hij betoogt:” Zelf heb ik van de Heer vernomen dat Hij in de nacht waarin Hij verraden werd en overgeleverd, brood heeft genomen, de zegenbede er over heeft uitgesproken en het gebroken en uitgedeeld met de woorden: “Neemt en eet; dit is Mijn Lichaam dat voor u zal worden overgeleverd; doet dit tot mijn gedachtenis. En deze kelk(der dankzegging) is het Nieuwe Verbond in Mijn Bloed”

(1 Kor.11:24-25)

“Zo vaak als je dit brood eet en deze beker drinkt, heb je deel aan de kruisdood van de Heer”

(cfr. 1 Kor.11:26)”Wie dus onwaardig dit brood eet of van deze kelk drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed van de Heer!”(1 Kor.11:27). Paulus praat niet over ‘symbool’; hij heeft het over werkelijkheid.

Sterker nog: Eén Doopsel tot vergeving van de zonden en Bloed zijn één. Het doopsel verkrijgt zijn werkzaamheid door het vergoten bloed. Daarom roept de priester bij de Consecratie uit: Dit is het kern-sacrament van ons geloof (‘Mysterium fidei’)! zoals de grote theoloog Thomas van Aquino ons voorhoudt.

 

De heils-economie.

 

Wat is dat voor Vader, die zijn eigen zoon te grazen neemt en een gruwelijke dood laat sterven, alleen omdat die Vader zo beledigd is? En dat om het futiele feit dat mensen van een verboden vrucht hebben gegeten? Wat is dat voor Vader, die van zijn zoon een schuld-offer maakt terwijl die jongen van geen enkele zonde beticht kan worden?

Lijkt dat niet op de ‘barmhartigheid’ van Allah in de Koran, die zg. barmhartigheid op grond waarvan in Iran mensen op gruwelijke wijze om het leven worden gebracht? Immers, uit eigen ervaring weet ik dat op elk gerechtelijk Iraans vonnis staat: “In Naam van Allah, de Grote, de Barmhartige”. Ik heb genoeg van die vonnissen onder ogen gehad. Die barmhartigheid bestaat dan uit gruwelijke straffen.

 

Wat is dat voor Vader? Wat is dat voor een god, hooguit vergelijkbaar met de door de mens uitgedachte wrede woestijngoden van weleer?

 

Deze vraag stelden de eerste christenen uit de Joden zich ook.

En daarom werd aan hen de ‘brief aan de Hebreeën” geschreven. Ofschoon het auteurschap van Paulus niet zeker is, vormt deze brief één geheel met diens leer en verkondiging. Het geloof en inzicht van de jonge Kerk wordt aan hen, en ook aan ons, doorgegeven.

 

“De énige bemiddelaar tussen God en de mensen is de mens Jezus Christus, die zichzelf heeft gegeven tot een losprijs voor ons allen (1 Tim. 2:5-6).Deze mens Jezus Christus is de zoon van God. Hij is onze Hogepriester (Hebr. 4:14) die door zijn dood voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak van eeuwig heil geworden.(Hebr.4:9-10)

De mens had door zijn oerzonde zijn plaats in de scheppingsorde verspeeld.(De zg. Reformatie en ook modernistische theologen willen van het begrip ‘erfzonde’ niet weten, maar dat kan alleen als je de Bijbel niet volgt. De ‘reformatoren’ zijn daarmee ontrouw aan zichzelf. Tegelijkertijd hebben zij gesteld dat in de mens niets goeds steekt…). Zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde ook de dood, zo is ook de dood tot alle mensen  doorgegaan; want allen hebben gezondigd.(Rom. 5:12) “Door zondige mensen ben ik verwekt; door een zondige moeder ben ik ontvangen”(Ps. 50) Als dus de ene zondige mens oordeelt over de andere, met welk recht doet hij dat dan?

 

Reeds bij die oerzonde is verlossing, is scheiding der geesten aangezegd: “Ik zal vijandschap wekken tussen jou (de slang) en de vrouw; tussen jouw nakomenschap en haar nakomenschap”(Gen. 3:15)

Die oerzonde schaadt overigens niet de mens alleen; doordat de mens sedertdien zelf wil beschikken over goed en kwaad (en als het kan zelfs over het Leven) heeft hij tevens de schoonheid en orde der schepping gedevalueerd. Je hoeft maar te kijken naar onze huidige milieuproblemen.

 

Maar hoe zou de mens die oerzonde ongedaan kunnen maken? Geen mens kan zeggen dat hij niet behept is met zonde; hij kan dus niet uit zichzelf het middel nemen.

De mens is zich bewust van zonde en schuld. Hij heeft geprobeerd zijn zonden af te kopen door offers van dieren. Maar de mens kan zichzelf niet verlossen. Hij kan zich niet aan zijn eigen haren uit het moeras trekken. Deze leer van Pelagius dat de mens zichzelf zou kunnen verlossen door de mens Jezus (maar niét in zijn lijden en kruisdood!) tot voorbeeld te nemen (en de ‘verlossing’ dus een keus en werkzaamheid van de mens is) is al vroeg door de Kerk veroordeeld, maar thans in modernistische kringen weer ‘bon ton’ en door veel katholieke ‘pastores’ in Nederland verkondigd.

Een dergelijke absurditeit kan en mag een gelovig christen niet volgen. Want dan heeft de kruisdood van Jezus geen zin, behalve de plaatselijk politieke zin van destijds. Hooguit herdenkt men de Kruisdood dan nog in sentimenten, in nóg grotere sentimentele flauwekul vertaald. En het is dan evenmin een wonder dat men niet meer gelooft in de werkelijke Verrijzenis! Ja, zelfs de zin van de Kerk komt op de tocht te staan; hooguit is de lokale kerk dan nog buurthuis of goede-doelen-centrum. En vanzelf wordt dan de ‘liturgie’ navenant.

 

Als het al zo is dat het bloed van bokken en stieren, en de bestrooiing met de as van een koe onreine mensen kan heiligen,(…) hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus – die door de Heilige Geest zichzelf als een smetteloos offer aan God heeft opgedragen – ons geweten zuiveren van dingen die tot de dood leiden, en ons in staat stellen van nu af aan de levende God te dienen.” (Hebr.9: 14)

 

“Bij zijn komst in de wereld zegt Hij: Slachtoffers en offergaven hebt U niet gewild; maar U hebt mij een lichaam gegeven ( cfr, ps. 40:7-9,16,17). In de aanhef zegt Hij dus: slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers hebt U niet gewild, noch daarin welbehagen gevonden, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht. Derhalve heeft Hij onmiddellijk gezegd: Ik kom, om Uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus” (Hebr. 10: 5 en 8-10)

 

Wat is dat voor vader, die zijn zoon te grazen neemt?

Het is goddelijke heils-economie. Het is Gods plan. Geen mens kan zichzelf verlossen, kan het paradijs herstellen. Het Woord, van eeuwigheid bij de Vader en één met Hem, wordt mens en brengt het offer tot vergeving van de zonden in Zijn Lichaam, in Zijn vergoten bloed. Hij is de ‘asjaam’, het schuldoffer. Zó wordt het ware mens-zijn hersteld. Dít is het goddelijk heilsplan. Er was geen andere weg. Zo vinden wij het samengevat in ons Credo.

(In ‘evangelische’ kringen huldigt men overigens ook nog het idee van een ‘persoonlijk plan’ dat God met elke individuele mens voorheeft. Dit wijzen wij af. Uit de Bijbel weten wij slechts dat God wil dat alle mensen zalig worden; dát is zijn plan! Hiertoe is Jezus Christus de Weg, de Waarheid en het Leven.)

 

Jezus is de ‘asjaam’, het schuldoffer, en wil dat ook zijn. Hij wordt bij zijn geboorte als Verlosser aangekondigd.

Bij zijn komst in de wereld zegt Hij: “Ik kom… om Uw wil, o God, te doen” (Hebr.10: 5-7); bij zijn doodsangst in de Olijvenhof (en wie daar ooit, net als ik, in het donker gestaan heeft, opkijkend naar de donkere dreigende muren van Jeruzalem aan de overkant van de Kidronbeek- een Kafka-achtige situatie!-), weet hoe luguber het daar was en hoeveel moed en wilskracht het Jezus heeft gekost) zegt Hij opnieuw: “niet mijn (menselijke) wil, maar Uw wil, o God, geschiede”. Het was de keus van Jezus! En zo (en daarom) kan Hij tenslotte aan het Kruis uitbrengen: “Het (offer) is volbracht”. Heel zijn leven, en alles wat Hij gedaan en verkondigd heeft, was hierop gericht.

 

Hij heeft zichzelf tot middel genomen, tot losprijs. Hiertoe is Hij gekomen.

Een andere weg was er niet, tenzij de mensheid vernietigen en een nieuwe scheppen. Maar dan zou tegen God zelf ingaan; immers, had Hij niet eerder al vastgesteld dat het zéér goed was? Bovendien had hij bij zichzelf gezworen dat Hij niet nogmaals een poging zou wagen om de aardbodem en de mensheid te vernietigen (Gen. 8: 21)

 

De heils-economie II.

Is het nu voldoende om te zeggen: “Jezus heeft voor mij geleden, hij heeft mij verlost, halleluja?!”

Is Jezus, en is Zijn kruis, een aspirientje waardoor wij ons weer beter kunnen gaan voelen?

 

Paulus weet beter. Hij leert ons: ”Als wij nu met en in Christus gestorven zijn, zo zullen wij ook in en met Hem verrijzen”.(Kol. 3:1) “Allen hebben gezondigd en ontberen de heerlijkheid van God. Ze worden gratis en voor niets gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Jezus Christus. Hem heeft God aangesteld als zoenmiddel in zijn bloed, door middel van het geloof.”(Rom. 3:23,25)

“Door tussenkomst van Zijn dood heeft Hij de overtredingen afgekocht; en zij die thans door God geroepen zijn tot verlossing, zullen de eeuwige beloning ontvangen in Christus Jezus, onze Heer” (Hebr.(:15) Hij is de gerechtigheid voor eenieder die in Hem gelooft (Rom.10:4)

In Hem, dat wil zeggen: Jezus Christus die gekruisigd is. Dié verkondig ik, en anders geen!

 

Daartoe maant hij: “Bekleedt u met de Heer Jezus Christus!(Rom. 13:14) “Als je nu met Christus verrezen bent, streef dan nog slechts naar hemelse dingen. Je bent immers nu afgestorven van het oude leven, en in Christus Jezus een nieuw leven binnengegaan; dat leven is met Christus verborgen in God.”(Kol. 3:1-4)

 

Geloven in Jezus Christus, en in de verzoening door Zijn Kruisdood en daarvan de genade genieten, kan alleen effectief zijn als wij zelf voor Hem kiezen en blijven kiezen.

Die kruisdood is geen eenmalige gebeurtenis, toen in de tijd, waardoor wij passief gerechtvaardigd zijn. Nee, Paulus maakt ons duidelijk dat wij door het geloof elke dag opnieuw actief moeten zijn door ons steeds weer één te maken met Christus, de Gekruisigde en Verrezene; elke dag opnieuw.

Alleen levend Door Hem, en met Hem, en in Hem zijn wij gerechtvaardigd en wordt God lof, eer en dank gebracht tot in alle eeuwigheid. (Doxologie van de Miscanon). Dát is de opdracht van de mens, in Jezus Christus.

En alleen zó zal het aanschijn der aarde vernieuwd worden; want dan wordt de nieuwe schepping realiteit. Zó is Pasen met Pinksteren verbonden, tot in onze dagen; en zo zal het zijn tot Hij wederkomt in heerlijkheid. (Credo!)

 

Om ons daartoe actueel te steunen, gaf Jezus ons Zijn Altaarsacrament: Zijn Lichaam en Bloed, ons gegeven ter rechtvaardiging. Doet dit tot Mijn gedachtenis.

Onze éénwording, dát is de rechtvaardiging van ons geloof, zoals de apostel en Evangelist Johannes ons zegt in zijn eerste brief (I Joh. 5:1-12)! Hij zegt er nog bij: “Als wij zeggen dat wij één met Hem zijn, maar wij blijven wandelen in duisternis, dan liegen wij en doen wij de waarheid niet en worden wij niet gerechtvaardigd”(I Joh. 1:6) Het bloed van Jezus reinigt ons van elke zonde (I Joh. 1:7)

Hem ontvangen, is één worden met Hem. Is: Gods genade, kracht en vergeving ontvangen. Elke dag opnieuw. Zo is de H. Mis dan ook niet slechts gedachtenismaaltijd (het Concilie van Trente heeft dit nadrukkelijk onderstreept!) en is de eenwording met Jezus geen ‘unio mystica’ in breken en delen van symbolen (waarbij Jezus, volgens Calvijn, hooguit in Zijn Geest- dus spiritueel – tegenwoordig is; overigens al meer dan de modernisten nog ‘geloven’), maar werkelijkheid.

Hoe God in zijn Geest de consecratie bewerkstelligt, weet alleen Hijzelf. De Kerk kan slechts pogen deze gebeurtenis verklarend te benoemen (transsubstantiatie). Wie de werkelijke tegenwoordigheid loochent of ontkent, weigert de woorden van Jezus: Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn Bloed is waarlijk drank.

Wíj weten en geloven dat wij zijn zoenoffer werkelijk ontvangen, en dat wij vasthouden het kruis waaronder wij staan en waardoor wij vergeving ontvangen:” Wij roemen slechts in en op het Kruis van onze Heer Jezus Christus; in dat kruis is ons heil, onze verlossing en onze verrijzenis.” (Gal. 6:14; intredezang van de Avondmis van Witte Donderdag).

 

Bronnen:

1.     De H. Schrift!

2.     Dom. Ansgar Vonier OSB: Het Sacrament van het Kruisoffer. Spectrum, 1948

3.     S. Thomas van Aquino, Summa theologiae

4.     J. A. Jungmann: Missarum sollemnia

5.     H.J. Kooyman: Het heilsgeheim der eeuwen. Malmberg, 1957

6.     Paus Pius XII, enc. Mediator Dei (1947)

7.     Paus Paulus VI enc. Mysterium fidei (1964)

8.     Vaticanum II: decreten Christus Dominus en Lumen Gentium.

9.     J. Vos, Dogmatiek in kort bestek (Reformatorisch!). Boekencentrum, 1989

 

 

 

 

 

Gezegend zij de Heilige Drievuldigheid
De Ongedeelde Eenheid

Christenen geloven niet, en hebben nooit geloofd, dat de Drie-eenheid door God, Jezus en Maria wordt gevormd, zoals in de Koran wordt beweerd.

Wat zich voor het menselijk oog voordoet als drievoud, wordt in het gelovig verstaan beleden als 
ONGEDEELDE EENHEID.

God boven ons, de Vader
God met ons, de Zoon
God in ons, De Geest

De Drie-ene God is God die ons geheel omvat

De belijdenis van de Drie-Eenheid is de sterkste belijdenis van de volstrekte Eenheid van God.

Wie de Drie-eenheid belijdt, verzint geen andere goden naast God), hij erkent juist Gods eenheid.

God is de Ene, die eeuwig is van vóór al aanvang. Niets anders kan van vóór alle aanvang bestaan, geen Kracht, geen Macht, geen Engel, geen Boek. Wie anders beweert doet te kort aan Gods uniciteit.

Het getuigt van onwetendheid, om het zo voor te stellen, alsof God zich in de tijd in drieën gedeeld zou hebben. God is Drie-Een van voordat de tijd begon.
De Drie-eenheid openbaart iets van het Wezen van God.
De Mens, die bij de aanvang van de geschiedenis werd geschapen naar Gods beeld kent deze drieheid ook, in het onderscheid van Lichaam, Ziel en Geest.

 

De Vader is de Oneindige God boven ons
De Zoon is de Oneindige God met ons
De Geest is de Oneindige God in ons

Vader Zoon en Geest één Oneindige God
Geen drie goden
Want boven en buiten de Oneindigheid
Is er niets
Drie keer oneindig kan niet bestaan

 

Gezegend zij de Heilige Drievuldigheid
De Ongedeelde Eenheid
Eeuwig onsterfelijk en onzienlijk
Wie eer zij en glorie
In alle eeuwen
AMEN

En Zegene u de Vader
En de Zoon
En de Heilige Geest
De ene God.


 

"Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Onsterflijke, ontferm U over ons.
Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Onsterflijke, ontferm U over ons.
Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Onsterflijke, ontferm U over ons.
Eer aan de Vader, en aan de Zoon
en aan de Heilige Geest ;
nu en altijd en tot in eeuwigheid. Amen.
Heilige Onsterflijke, ontferm U over ons.
Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Geest Onsterfelijke,
ontferm U over ons."
 

 

Pinksterverhaal voor al wat leeft.

 

Zoals we uit oude verhalen weten, kunnen de dieren praten in de Kerstnacht. Dan wordt het vrolijk in de beestenstal. De os en de ezel mogen het oude verhaal ieder jaar weer opnieuw vertellen. Zij waren er immers zelf bij geweest die eerste keer. Vol geestdrift verhalen ze over het nieuwgeboren Kind dat licht en hoop zou brengen in een donkere wereld. Vanuit de naburige stal blaten de schapen instemmend. Zij waren er ook bij in die heilige nacht, maar dom als ze zijn, kunnen ze het niet zo goed onder woorden brengen.

 

Maar in de Pinksternacht blijft het stil in de beestenstal. De dieren die met kerstmis nog geloofden in een nieuwe tijd van liefde en mededogen, is tegen pinksteren het lachen wel vergaan. Vol afschuw zagen zij hoe de mensen zich alle beloften van heil hadden toegeëigend en uitsluitend op zichzelf betrokken. De mensen lazen nog wel dat God een verbond had gesloten met al wat leeft, maar ze dachten dat dit verbond alleen op henzelf sloeg, en dat het andere leven niet interessant was voor God. Ook hoorden de dieren hoe de mensen psalmen zongen…: “Al wat ademt looft de Heer”… Maar na de Mis bedachten ze de bio-industrie met legbatterijen en kistkalveren. Zo maakten de mensen God en zijn verbond belachelijk. De dieren, geschonden en ontluisterd, bleven hopen op God. Waar anders konden zij hun recht nog halen dan bij Hem? Maar ieder jaar sloeg hen de schrik weer om het hart als ze de theologen hoorden preken over het kerstverhaal….: “In deze nacht is God mens geworden”. Is God, hun laatste hoop en toeverlaat nu ook al naar het vijandelijke kamp overgelopen? De dieren verloren hun stem en werden stil van moedeloosheid en verdriet. Alleen de ezel, koppig als Koning David, hoorde men soms nog mompelen: “Nochtans blijf ik hopen.”

 

En waarachtig…opeens blijft het in de pinksternacht niet meer stil in de beestenstal. De dieren zijn wakker geschrokken door een gedruis dat klonk als een windvlaag. Plotseling hebben ze hun stem herkregen. De ezel en de os, de duif en de haan vertellen elkaar het oude verhaal. Dat in deze Heilige Nacht de Geest gekomen is die een einde zal maken aan alle onwetendheid en liefdeloosheid. Er is een vuur ontstoken dat heel de schepping koesteren zal. Vanuit de naburige woning blaten de mensen instemmend. Zij waren er immers ook bij geweest in die eerste pinksternacht en ze hadden er mooi en diepzinnig over gesproken. Maar dom als ze zijn, had het erg lang geduurd voordat ze het gingen begrijpen.